Wetgeving is essentieel, maar het pakket dat vanuit Europa wordt doorgedrukt om de sloop- en recyclingsector in lijn te brengen met de Green Deal doelstellingen, vraagt soms meer dan bedrijven aankunnen. Sectorfederatie VSOR biedt ondersteuning, en probeert het wettelijke kader en de mogelijke oplossingen zo helder mogelijk in kaart te brengen. VSOR directeur Dino Henderickx: “Wetgeving is noodzakelijk, maar de kloof tussen theorie en praktijk toont dat de sector dikwijls te laat en te weinig wordt betrokken.” Vier belangrijke uitdagingen staan met stip in de toekomstagenda.
VSOR, de sectorfederatie voor sloop-, ontmantelings- en recyclingbedrijven, viert dit jaar zijn driejarig bestaan na de fusie van FPRG en CASO. De organisatie bewijst haar meerwaarde door successen (zoals aanpassing van de VLAREMA-9 regelgeving,) dankzij een sterke, eendrachtige stem. Met 85 leden vertegenwoordigt VSOR vandaag minstens de helft van het sloop- en bouwafvalvolume in Vlaanderen en wil dit nog versterken door de representativiteit naar de stakeholders, het aantal leden dus, nog te laten groeien. Henderickx zet vooral in op kwaliteit, professionalisering en samenwerking binnen én buiten de sector, terwijl hij waakt over werkbare regelgeving. “Onze zorg als sectororganisatie is dat sommige uitdagingen bedreigingen kunnen worden.” Dit zijn de vier belangrijke uitdagingen die de agenda van VSOR bepalen.
REACH staat voor Registratie, Evaluatie, Autorisatie en Restrictie van Chemische stoffen en legt vanuit Europa een registratieplicht op aan producenten en distributeurs. “Voorlopig vallen gerecyclede granulaten hier nog buiten, omdat deze momenteel nog als artikels worden beschouwd, waarbij de vorm, de afmetingen en de toepassing van de granulaten belangrijker zijn dan de chemische samenstelling. De chemische heterogeniteit van ons basismateriaal maakt de praktische toepassing van REACH onhaalbaar en de immense logistieke en financiële gevolgen zijn niet te overzien. Maar de vraag is hoe lang de uitzondering overeind blijft”, zegt Henderickx. “In België en Nederland werken we met door de overheid opgestelde en geverifieerde end-of-wastecriteria (EOW), die het transformatieproces van bouw- en sloopafval naar grondstof monitoren. Dit ‘gebruikspaspoort’ maakt het mogelijk dat jaarlijks 14 tot 17 miljoen ton gerecyclede granulaten de primaire grondstoffen vervangen – precies het doel van de Europese circulariteitsdoelstellingen. Hoewel de EOW criteria goed functioneren, zijn de complexiteit en omvang van de extra testen onder REACH onrealistisch. Breekterreinen en externe werven – bij mobiel breken – zijn niet uitgerust om de bijkomende logistieke en tijdsvereisten te dragen, wat praktisch zou neerkomen op een verdrievoudiging van de benodigde ruimte.”
Om in de nabije toekomst een beroep te kunnen doen op groene leningen voor grote bouwprojecten zullen bedrijven moeten kunnen bewijzen dat 30% van de gebruikte materialen in het project, secundaire materialen of grondstoffen zijn. De Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD-rapportage) richt zich voorlopig op beursgenoteerde bedrijven, maar ook de andere bedrijven zullen uiteindelijk niet ontkomen. “Daarnaast moeten onderaannemers duurzaamheidsinformatie verstrekken, wat betekent dat iedereen – soms nu al, maar zeker volgend jaar – te maken krijgt met deze verplichtingen als ze voor beursgenoteerde bedrijven werken”, legt Henderickx uit. VSOR bekijkt trouwens momenteel hoe het zijn leden op een zo kort mogelijk termijn door middel van infosessies en workshops gericht hierover kan informeren en adviseren.
Gefluoreerde broeikasgassen, oftewel F-gassen, hebben een zeer hoge aardopwarmingsfactor (Global Warming Potential) en vormen vanwege hun vroegere veelvuldig gebruik in allerhande isolatiematerialen, een nieuwe uitdaging voor bouwheren alsook sloop- en bouwbedrijven. “Deze gassen komen vrij tijdens het breken of verpulveren”, vertelt Henderickx, die het fenomeen zelf ook pas recent leerde kennen. “Hoewel er geen direct gezondheidsrisico is, zoals bij asbest, komt de sloopsector deze gassen vaak tegen door het veelvuldig gebruik in oude isolatie.” Sinds februari 2024 verplicht een Europese verordening dat F-gassen vernietigd moeten worden bij temperaturen boven de 1.200 °C, wat geen enkele klassieke afvalverbrandingsoven aankan. “Er zijn voorlopig geen verwerkingsmogelijkheden, en het wordt een enorme bottleneck om telkens te bepalen of het gas aanwezig is of niet”, aldus Henderickx .
Urban mining zal in de nabije toekomst een belangrijke schakel zijn om de grens van 30% gerecycled materiaal in de Taxonomie te kunnen halen. “In Vlaanderen staat dit nog in de kinderschoenen”, zegt Henderickx. “Het is essentieel dat de sector dit gestructureerd aanpakt, maar hier liggen sowieso nog veel kansen.” Terwijl de omzetting van steenachtige materialen naar secundaire grondstoffen al op 95 à 96% ligt in Vlaanderen (tegenover slechts 65 à 70% in Europa), is verdere groei op dat gebied bijna onmogelijk. “De focus verschuift dus van recycling naar hergebruik. Dit vereist een nieuwe aanpak en nieuwe technieken voor sloopbedrijven, maar ook een ander profiel en mix van werknemers. Een sloopkraanoperator is geen demonteur. En de verdere ontwikkeling van urban mining zal daarom om flexibiliteit en een nieuwe mindset in de sector vragen.”
Neem dan rechtstreeks contact op met VSOR vzw.
Contact opnemen