Ook het materiaal dat in een shredder achterblijft gaat niet zomaar de verbrandingsoven in of het stort op. Vlaamse bedrijven die Post-Shredder Technology (PST) toepassen zitten qua technisch kunnen in het Europese koppeloton. Maar toch blijven er grenzen aan wat vandaag te recupereren valt. Dat blijkt uit een studie van Denuo en Deloitte. Er wordt dan ook opgeroepen om de verlaging van heffingen in januari te bevriezen en deze markt niet nog verder onder druk te zetten nu ook de impact van de energieprijzen zich zwaar laat voelen.
In 2021 hebben Denuo en Deloitte de resultaten van de studie over PST die eerder in 2019 gebeurde, geactualiseerd. Er werden twee luiken in behandeld. Enerzijds werd een marktoverzicht gemaakt van de Vlaamse bedrijven die hier actief in bezig zijn. Er werd gekeken over welke installaties het ging en hoe ze de vergelijking met installaties in de ons omringende buurlanden doorstaan. Anderzijds werd onderzocht welke materialen er nog overblijven en hoe de afzetmarkten voor deze stromen evolueren.
De Belgische PST markt behandelt jaarlijks een volume van ongeveer 500.000 ton. Hoewel het niet om standaardprocessen gaat maar elke installatie zijn eigen knowhow toepast, is er wel één gemene deler. Wat het technische luik betreft moeten de Vlaamse installaties niet onderdoen voor de concurrentie in het buitenland. Ze zijn state-of-the-art of op zijn minst gelijkwaardig in wat er in Nederland, Frankrijk en Duitsland te vinden is. Ook zien we dat in de mechanische processen steeds meer artificiële intelligentie wordt toegepast om materiaal zo goed mogelijk te identificeren en te recupereren. Wel moeten er technologisch voorlopig geen al te grote sprongen voorwaarts meer verwacht worden. De grootste winsten aan te recycleren materialen zijn reeds bereikt. Die laatste procentjes vergen economisch enorm veel inspanningen.
En daar wringt dan ook het schoentje, zo blijkt uit het tweede deel van de studie. PST brengt vijf grote materiaalstromen met zich mee: ijzer, andere recycleerbare materialen zoals kunststof, een zandachtige fractie, een calorische fractie en een ultieme restfractie. Het vinden van een goede afzetmarkt voor vooral die drie laatste stromen is echter geen sinecure. De zandachtige fractie zou in principe gereinigd kunnen worden om toepassing te vinden in de bouwsector. Een markt waar er hevige concurrentie van onder andere bouw- en sloopafval woedt. Bovendien blijft de bereidheid van de bouwsector laag om met gerecycleerde zanden te werken, omdat de wetgeving achterop hinkt. Zo kan bijvoorbeeld geen BENOR certificaat uitgereikt worden aan gerecycleerde materialen. Ook in Nederland en Duitsland gaan deze zanden niet richting recyclage. In Wallonië daarentegen vinden ze afzet in wegeniswerken, omdat daar een andere methodologie geldt.
De calorische fractie kan dan weer enkel een weg vinden naar een vergunde verbrandingsoven. In Vlaanderen geldt dat in de praktijk enkel voor de installatie van Indaver. In het verleden kon men echter ook buitenlandse pistes verkennen. De Vlaamse heffingen bleven gelden en men hoefde enkel het verschil in heffingen nog bij te passen. Kost het 50 euro om het in Vlaanderen te verwerken en 30 in Wallonië, dan hoefde men dus nog 20 bij te passen aan Vlaamse heffingen. Het nieuwe Programmadecreet trekt nu een streep door die regeling. In hetzelfde voorbeeld betaalt men nu 50 euro aan Vlaanderen en nog altijd 30 euro aan Wallonië. Een bedrijf moet dus twee keer langs de verkeerde kant van de kassa passeren. In Nederland zien we een gelijkaardig verhaal. Door te weinig interesse van de verbrandingsovens verdwijnt het daar in de praktijk grotendeels op het stort. In Duitsland is er wel ruimte voor verbranding. De ultieme restfractie ten slotte laat niet zoveel mogelijkheden, zowel in België als in onze buurlanden.
Normaal verlaagt de korting op de heffingen in januari 2023 van 40% naar 30%. Dat scheelt een flinke slok op de borrel op een markt die al onder druk staat door de impact van de energieprijzen, de loonindexatie en de dalende prijzen voor metaal op de wereldmarkt. In dit geval zou het wegvallen van een deel van de korting niet bijdragen tot een betere recyclagegraad. De vooruitgang die technologie nog kan boeken voor deze fracties is beperkt. Het zou jammer zijn dat de in Vlaanderen goed uitgebouwde PST markt hierdoor wegvalt. Daarnaast zou het opportuun zijn om nieuwe toepassingen te stimuleren, bijvoorbeeld door de BENOR normen te actualiseren, de bouwsector te sensibiliseren over het gebruik van gerecycleerd zand en als overheid zelf het goede voorbeeld te geven in openbare aanbestedingen.