Een eminence grise, letterlijk en figuurlijk met zijn meer dan 30 jaar ervaring in recycling. Toch is Otto Friebel, directeur van de Nederlandse Branchevereniging Breken en Sorteren (BRBS), verre van uitgeblust. “De verschillende vakverenigingen en federaties hebben de afgelopen jaren flink werk geleverd om Nederland mee naar de top van het Europese recyclingpeloton te krijgen. Nu is het moment om ook samen met één stem naar buiten te treden om politieke stakeholders beter te bereiken en samen nog meer gedaan te krijgen. Ik hoop dat ik dat in mijn nadagen nog mag meemaken”, lacht hij.
Het waren de Amerikanen die het vuur aan de lont staken en de passie voor recycling in Friebel lieten ontbranden. “In de jaren 90 investeerden Amerikaanse bedrijven hier in Nederland in afvalverzameling en recycling.” Na het faillissement van een papierfabriek in Delft waar hij toen werkte kwam hij terecht in de wondere wereld van afval en recycling. Het Amerikaanse BFI kocht zowel kleine als grote recyclingbedrijven in Nederland op en transformeerde deze tot één groot en uniform concern. “Dat was nog wel een beetje oude economie; vooral veel volume binnenrijden, bewerken en doorzetten naar een stortplaats of verbrandingsoven. Een verhaal dat toen louter over de centen ging. Als ik het landschap vandaag overschouw dan zie ik bij veel van onze leden een jonge generatie aan het roer komen. Die doen het niet alleen om hun boterham te verdienen, maar vanuit een engagement om met wat ze doen, de wereld een stukje mooier te maken. Er is steeds meer besef dat het anders moet. Ik geloof dat we als sector innovatief genoeg zijn om nieuwe technologie te bedenken om daar ook in te slagen.”
De belangrijkste mijlpaal in de evolutie van de recyclingindustrie kwam er volgens Friebel al in ’95. “Met het verbod op het storten van bouw- en sloopafval”, legt hij uit. “Samen was dat goed voor ongeveer één derde tot de helft van het afval dat toen geproduceerd werk. Een flinke berg dus waar voortaan recyclingoplossingen voor gezocht zouden worden. Dat verbod heeft ertoe geleid dat we steeds beter zijn gaan scheiden en steeds innovatiever geworden zijn in recycling. Je kan wel een verbod uitvaardigen, maar wat erna komt is minstens even belangrijk. Je hebt een einde-leven regeling nodig om een markt voor die materialen te creëren. Geen sinecure, want daar zit een heel stuk wetgeving en procesbehandeling achter. Onder meer dankzij de inspanningen van BRBS hebben we dat voor puingranulaat intussen nationaal geregeld. We willen dat nu ook op de Europese agenda krijgen en uitwerken voor andere materialen zoals gips. Het maakt het immers makkelijk om materialen terug in de economie te brengen, op voorwaarde dat de kwaliteit goed zit.”
De persoonlijke gamechanger voor Friebel was een opleiding in de cradle-to-cradle filosofie. “Recycling draait vaak alleen maar om materialen. Maar het moeten ook goede materialen en veilige zijn om ze te recupereren. Dat brengt ons helemaal terug naar het begin van het proces. Wat er in een product gaat en hoe we het maken om achteraf makkelijk recyclebaar te zijn. Er gaat steeds meer verantwoordelijkheid naar de producent. Hij moet zorgen voor een goed ontwerp, een efficiënte retourlogistiek ontwikkelen en dat aan een aanvaardbare kost. Misschien moeten we in de toekomst ook de bestaande UPV-systemen en de gedachte erachter tegen het licht durven houden. Zolang we maar tot een hoge en bewezen kwaliteit komen. Die is nodig om te zorgen dat betongranulaat weer kan dienen als beton en niet gewoon gebruikt wordt als onderlaag in wegeniswerken. Of in andere hoogwaardige toepassingen die we nu nog niet kennen. Als we daar met zijn allen in slagen, dan zullen we ook veel onafhankelijker zijn van de geopolitieke situatie. Dat is het mooie aan onze branche, voor elk probleem dat op ons pad komt, staan er mensen op die daar een innovatieve oplossing voor bedenken”, besluit Friebel.