Het heeft wat voeten in de aarde gehad, maar op 7 juli heeft de Vlaamse regering het Vlaams Reglement voor duurzaam beheer van Materialenkringlopen en Afvalstoffen gewijzigd. Hiermee treedt Vlarema 9 in werking. Het gaat om een wijzigingsbesluit waarover nog het advies wordt ingewonnen van de GBA en van de Raad van State. Een van de nieuwe krachtlijnen is een kader voor selectieve inzameling op de werf en nasortering van verschillende fracties bouw- en sloopafval. In dit dossier zetten we de voornaamste wijzigingen op een rijtje, voor zover die al concreet ingevuld zijn, en laten we ook een bedrijf aan het woord om te getuigen over wat de implicaties in de praktijk zullen zijn.
Het Vlaamse klimaatplan 2021 –2030 stelt dat we tegen 2030 50% van het recycleerbaarafval in het huishoudelijk restafval en vergelijkbaar bedrijfsafval uit het restafval moeten houden. Op 5 november 2021 keurde de Vlaamse regering een visienota goed met extra klimaatmaatregelen. Die scherpen de ambities van het Vlaamse klimaatplan aan. Daarin wordt de ambitie opgedreven om tot 75% van het nog resterende recycleerbare deel in het restafval effectief te recycleren. Betere gescheiden inzameling aan de bron of een grondige nasortering zijn belangrijke maatregelen om deze doelstellingen te realiseren. Voor bedrijfsafvalstoffen in het algemeen, komen er duidelijker afspraken over voorwaarden voor de gezamenlijke inzameling van een aantal droge, niet-gevaarlijke recycleerbare fracties(papier-en kartonafval, houtafval, metaalafval, harde kunststoffen en folies)die achteraf worden uitgesorteerd. Het finetunen van dit artikel zorgde echter op zijn beurt rechtsonzekerheid voor de stroom bouw-en sloopafval.
Een nieuwe onderafdeling zorgt voor duidelijkheid voor de fracties bouw- en sloopafval die op de werf apart moeten worden ingezameld of die via nasortering nog kunnen worden uitgesorteerd en voor recyclage in aanmerking komen. Met dit voorstel wil Vlaanderen de bouwmateriaalkringloop optimaal sluiten. De inzameling op de werf en eventuele nasortering moet daarom gebeuren in functie van afvoer voor hergebruik of materiaalrecyclage. Gezien de specifieke samenstelling en herkomst (bouw- en sloopwerven) is het in eerste instantie nodig dat bouw- en sloopafval afzonderlijk van het andere afval (inboedel, bedrijfsrestafval …) ingezameld en aangeboden wordt. De aannemers moeten voor de eigenlijke sloop- of renovatiewerken alle afvalstoffen die geen bouw- en sloopafval zijn, gescheiden inzamelen en afzonderlijk van het bouw- en sloopafval afvoeren.
Het Vlaamse beleid zet in de eerste plaats in op sorteren en selectieve inzameling aan de bron, omdat dit de zuiverste fracties oplevert en zorgt voor de meest hoogwaardige recyclage. Daarom worden in artikel 4.3.2 aan de lijst van selectief in te zamelen afvalstromen enkel fracties toegevoegd die typisch zijn voor bouw- en sloopwerven. Naast glas, metaal, harde kunststoffen en hout die reeds in artikel 4.3.2 vermeld waren, kunnen ook volgende typische fracties bouw- en sloopafval gerecycleerd worden en opnieuw ingezet worden in de materialenkringloop: inert puin bestaande uit betonpuin, metselwerkpuin of mengpuin, cellenbeton, glaswol, rotswol, gipskartonplaten en gipsblokken, bitumineus dakbedekkingsmateriaal of afdichtingsmateriaal. In een aantal gevallen is de gescheiden inzameling op de werf niet vereist. Het gaat om werven waar omwille van beperkte ruimte, of om technische of veiligheidsredenen geen gescheiden inzameling aan de bron mogelijk of wenselijk is. Alle droge niet-gevaarlijke fracties bouw- en sloopafval mogen in die gevallen samen in eenzelfde recipiënt ingezameld worden op voorwaarde dat het gemengd bouw- en sloopafval verder wordt behandeld zoals bepaald in de nieuwe onderafdeling 5.2.16.
Ook van belang voor de sector van slopen en breken en bij uitbreiding voor alle bedrijven: de kosten voor bedrijfsrestafval moeten proportioneel doorgerekend worden. De doorgerekende kost moet met andere woorden in functie zijn van het gewicht van het ingezamelde restafval. Op die manier wordt de afvalstoffenproducent gestimuleerd minder gewicht aan bedrijfsrestafval aan te bieden. Gewichtsdiftarisering is een zeer belangrijk middel met bewezen effect bij huishoudens. Aangezien de prijselasticiteit bij bedrijven gewoonlijk nog sterker speelt dan bij burgers, wordt hier een nog sterker effect verwacht. Ook de plan-MER voor het ontwerp van Lokaal Materialenplan geeft dat aan. Volgens de plan-MER is meer dan de helft van de verwachte reductie op vlak van bedrijfsrestafval ten gevolge van de maatregelen uit het plan te danken aan de concrete maatregel rond gewichtsdiftarisering. Het zal uiteindelijk dus lonen om te sorteren.