Karl Vrancken is vandaag aan de slag als Chief Sustainability Office bij Indaver. Het parcours dat hij er heeft op zitten stond altijd op het snijvlak van onderzoek, industrie en beleid. Bij het VITO, verschillende overheden en de Universiteit Antwerpen maar altijd rond afval en hergebruik. “Ik geloof ook dat de circulaire economie nood heeft aan de convergentie van kennis, over technieken, van beleid en van de verschillende stakeholders. Bij Indaver krijg ik nu de kans om dat in de praktijk te toetsen. Hiermee maak ik de cirkel eigenlijk rond. Ik werkte na het voltooien van mijn doctoraat even bij Seghers Engineering. Daar heb ik nog mee helpen bouwen aan de eerste grote verbrandingsinstallatie van Indaver in Doel.”
De maatschappelijke relevantie van recycling is wat hem al die jaren met handen en voeten aan de sector gekluisterd hield. “Omdat we zijn vertrokken vanuit een probleem, afval, en de risico’s die het met zich meebrengt voor de gezondheid. Intussen is dat een breder verhaal geworden van het recupereren van waardevolle materialen en er weer waarde in zien. Dat is het interessante aan bijvoorbeeld de problematiek van zeer zorgwekkende stoffen, zoals PFAS, die brengt de factor gezondheid weer helemaal naar het centrum. We kunnen niet alles zomaar hergebruiken, er zijn nog altijd contaminaties die we permanent uit het systeem, uit de maatschappij moeten verwijderen. Zelfs in een circulaire economie zal die verbrandingsinstallatie hier zijn nut hebben en heeft Indaver zijn rol als gatekeeper.”
De voorbije jaren zag Vrancken hoe circulaire economie in de breedste zin van het woord evolueerde van een concept naar een beleid. “We mogen de definitie vooral niet te eng maken. Een beetje recycling volstaat niet om op een duurzame manier te produceren en te consumeren. Als we de bestaande lineaire economie willen ombuigen, zal ook hergebruik prominent in de kijker moeten staan. Je ziet dat die ideeën zich steeds verder buiten de sector nestelen. Deelauto’s, tweedehandswinkels maken permanent deel uit van het straatbeeld. De jonge generatie is er mee opgegroeid. Daarom moeten we als sector blijven innoveren. Indaver wil ook een enabler zijn door in te zetten op recycling en hergebruik. Een mooi voorbeeld daarvan is de Plastics2Chemicals installatie om plastics weer om te zetten in basisgrondstoffen voor de chemie.”
Vrancken ziet mogelijkheden op langere termijn voor het ontwikkelen van meer dienstenmodellen. En die hangen niet alleen af van je product, maar ook van de app om er gebruik van te maken. “De recyclingindustrie is nog te weinig mee in digitalisering. We kunnen postpakketjes beter traceren dan afvalstoffen, dat klopt niet. Het reuse idee zal winnen aan belang en dan heb je een digitale revolutie nodig, om te volgen waar je herbruikbare materialen zijn”, stelt hij overtuigd. “Ook in recycling. Dan gaan we bijvoorbeeld naast de recuperatie van kritieke materialen uit solventen, ook aan ‘solvent leasing’ doen. We leveren als recycling-
bedrijven dan zuivere solventen aan en nemen de vervuilde stromen weer terug om te verwerken tot zuivere solventen. De klant betaalt voor de dienst, hij koopt geen solvent. Dergelijke concepten zijn in ontwikkelingen ze vallen of staan met de kwaliteit van de digitale ondersteuning die aan je dienst gekoppeld is. Hoe verder we gaan in het recyclen, hoe complexer dat zal worden. Maar de koppeling van digitaal en circulair is broodnodig als we de veerkracht van ons materialensysteem willen versterken.”
Nu moeten we immers opboksen, ook de recyclingindustrie tegen spotgoedkope virgin materialen vanuit China. “Als we hoogwaardige kwaliteit kunnen leveren, zal de grens tussen primaire en secundaire grondstoffen steeds verder vervagen. Wat we zelf hebben van materialen moeten we dus op een duurzame manier beheren. Kunnen we ze hier houden, dan kunnen we ook ons economisch weefsel behouden. We zullen nood hebben aan meer denken in waardeketens om die ambitie te realiseren. Om die reden zijn wij als Indaver lid van essenscia. Er is in de toekomst wel degelijk een belangrijke rol weggelegd voor de recyclingindustrie als materiaalbeheerders.”