Naast het wettelijk pensioen (eerste pijler) bieden veel werkgevers via een groepsverzekering een aanvullend pensioen (tweede pijler). Dat is een waardevolle tool in de war for talent, maar het is opletten geblazen met de minimumrendementsgarantie die de wet op de aanvullende pensioenen (WAP) oplegt.
Volgens Pensionstat waren er op 1 januari 2024 maar liefst 4,42 miljoen werknemers en zelfstandigen aangesloten bij een aanvullend pensioenplan, met een gemiddelde reserve van 24.644 euro. De wet op de aanvullende pensioenen (WAP) regelt de rechten en plichten van alle betrokken partijen in de opbouw van een aanvullend pensioen. Het doel? Het aanvullend pensioen democratiseren en de werknemers beschermen.
Een van de beschermingsmaatregelen is de wettelijke rendementsgarantie. Die geeft werknemers de zekerheid dat ze bij pensionering of overdracht van de pensioenreserves minstens het bedrag van de gestorte bijdragen, gekapitaliseerd tegen een wettelijk vastgestelde rentevoet, uitbetaald krijgen. Die rente wordt jaarlijks bepaald door de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (FSMA), rekening houdend met de rente op staatsleningen (OLO’s) op tien jaar. Sinds 2016 bleef het wettelijke rendement ongewijzigd op 1,75%. Sedert 1 januari is de minimumrendementsgarantie gestegen naar 2,5%, door de stijging van de rentevoeten van obligaties. Voor de werknemer betekent dat een hoger gegarandeerd rendement. De keerzijde voor de werkgevers is dat ze mogelijk moeten bijpassen als de groepsverzekering of het pensioenfonds onvoldoende rendement genereert. Dergelijke tekorten kunnen snel oplopen en tot onaangename verrassingen leiden.