Vlaamse knip GSC/WKC tijdens negatieve stroomprijzen

Op 19 september keurde de Vlaamse Regering principieel het ontwerpbesluit goed tot wijziging van het Energie­besluit (2010) voor de toekenning van groenestroomcertificaten (GSC) en warmtekrachtcertificaten (WKC) tijdens periodes met negatieve elektriciteitsprijzen. De maatregel wordt nu voor advies voorgelegd aan de Raad van State.

• Er wordt geen steun meer toegekend voor productie of WKK tijdens periodes van minstens één kwartier met negatieve elektriciteitsprijzen (vroeger: zes opeenvolgende uren). De maatregel geldt vanaf 1 april 2026 en retroactief voor bestaande installaties, ongeacht de startdatum van de installatie of de bandingfactor
• De maatregel geldt vanaf 1 april 2026 en retroactief voor bestaande installaties, ongeacht de startdatum van de installatie of de bandingfactor;
• Uitzonderingen gelden enkel voor kleinschalige installaties (< 400 kW of < 200 kW voor installaties vanaf 1 januari 2026).

Enkele belangrijke bemerkingen vanuit de sector

1. Politieke context: budgettaire deal
   Deze beslissing moet duidelijk gezien worden als onderdeel van een algemene begrotingsdeal, waarbij de regeringspartners elkaar vlot vonden. Ook de oppositie heeft weinig of geen verzet geboden, wat wijst op een politieke consensus eerder dan op een afgewogen energietechnische benadering. Opmerkelijk is dat noch de SERV, noch de MINA-raad om advies wordt gevraagd.
2. Risico op juridische kritiek vanwege Raad van State
   De retroactieve toepassing op bestaande installaties vormt een zwaar kritiekpunt. Het is niet ondenkbaar dat de Raad van State zich hierover juridisch kritisch zal uitlaten. Denuo volgt dit van nabij op.
3. Taskforce vanuit Denuo in voorbereiding
   Denuo zal samen met andere betrokken federaties een taskforce bijeenroepen met als doel:
   • Het formuleren van constructieve tegenvoorstellen;
   • Het onderzoeken van de mogelijkheid om niet-gepresteerde kwartieren over te dragen na de looptijd van de certificatenperiode;
   • Het aandragen van alternatieven waarbij minstens het onderscheid wordt gemaakt tussen nieuwe en bestaande projecten, of tussen productie met netinjectie versus in-situ gebruik.