Autoconstructeurs in Europa hebben elk jaar ongeveer 6 miljoen kunststoffen nodig om hun voertuigen vorm te geven. Dat komt overeen met ongeveer 10% van het totale kunststofverbruik. Een flink potentieel voor verduurzaming dus, als de Europese regelgeving recycled content verplicht, want momenteel wordt in Europa 81% van de kunststoffen in een afgedankte auto nog verbrand. Een inventarisatie van het Nederlandse Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) toonde aan dat er mogelijkheden zijn om het materiaalbehoud in 2030 te verviervoudigen. Vooral met chemische recycling kan de circulariteit flink stijgen.
Kunststoffen worden gebruikt voor veel auto-onderdelen, zoals binnen- en buitenbekleding, dashboards, bumpers … Het lage recyclingpercentage voor kunststoffen is te wijten aan problemen met het scheiden en reinigen van de kunststoffracties uit autowrakken en een gebrek aan robuuste waardeketens. De hoeveelheid kunststof die in Nederland uit de shredders komt verschilt niet veel van jaar tot jaar. In 2018 kwam naar schatting 19,3 kton kunststof uit de shredders. Hiervan is 9,4 kton in drie aparte fracties gescheiden door middel van dichtheidsscheiding. De lichtste fractie (circa 15% van de geshredderde kunststof) is mechanisch gerecycled. De andere fracties met kunststoffen zijn verbrand in een afvalenergiecentrale of in hoogovens of cementovens. In de middelzware en zware kunststoffracties zijn zeer zorgwekkende stoffen (ZZS) aanwezig, zoals broomhoudende vlamvertragers. Daardoor is het zonder extra bewerking niet mogelijk deze materialen te gebruiken als grondstoffen voor een algemene toepassing in nieuwe producten.
Niet elk type kunststof kan met elke chemische techniek gerecycled worden. Momenteel wordt 15% van de kunststofafvalstroom die de shredder ingaat mechanisch gerecycled. Bij pyrolyse, een vorm van chemische recycling, worden de polymeren door verhitting tussen circa 300 en 600 °C zonder zuurstof afgebroken in een olie en syngas en een vast koolproduct. Pyrolyse is naar schatting geschikt voor 24% van de kunststof afvalstroom uit de automotive industrie die de shredder in gaat (PP, ABS, (HD)PE, PS en PMMA). Kunststoffen met veel stikstof of zuurstof in de polymeerketens (zoals polyamide) hebben een negatief effect op het pyrolyseproces. Als we kijken naar drie vormen van chemische recycling (pyrolyse, depolymerisatie en oplossen/neerslaan), dan is de verwachting dat 28% tot 74% van de kunststof uit de automotive industrie op termijn mogelijk te verwerken is met deze drie technieken. Vooral voor PU, PVC en POM is het nog onzeker of dit mogelijk wordt.
Voor alle genoemde verwerkingsmethoden is technologieontwikkeling nodig, omdat kunststoffen niet voor 100% zuiver nagescheiden kunnen worden. Het pyrolysescenario sluit aan op de bestaande ontwikkeling van pyrolyse van verpakkingsplastics. Voor depolymerisatie en voor oplossen/neerslaan is nog technologieontwikkeling nodig om goed om te kunnen gaan met ‘post-consumer’ afvalstromen. Er zijn verschillende prikkels nodig om ervoor te zorgen dat minder kunststof uit auto’s wordt verbrand en meer wordt gerecycled of als product hergebruikt, zowel wettelijk als economisch. Ook moet er nagedacht worden over het financieren van innovaties en hoe ervoor te zorgen dat het lonend is.
Als er meer kunststof afval gerecycled wordt (mechanisch of chemisch), neemt het materiaalbehoud dan toe van zo’n 15% nu tot maximaal 65%. Een percentage van 100% is in 2030 niet haalbaar, omdat wordt verwacht dat een deel van het kunststofafval alleen in cementovens als brandstof toegepast kan blijven worden. Bovendien zijn er zowel bij chemische als mechanische recycling materiaalverliezen. Zo is bij pyrolyse het verlies van materiaal ongeveer 50%. Bij mechanische recycling kan het materiaal maar een beperkt aantal cycli doorlopen waarna het moet worden afgedankt.
De maximale klimaatwinst van het recyclen van 14,4 kton kunststof afval uit de automotive industrie ten opzichte van de huidige situatie wordt geschat op circa 25 kton CO2-equivalent/jaar. De klimaatwinst is een grove schatting op basis van de huidige kennis over nieuwe recyclingtechnieken. Hierbij is aangenomen dat de verschillende kunststofsoorten goed gesorteerd kunnen worden en dat de mogelijke aanwezigheid van zorgstoffen geen problemen oplevert. Er zijn te weinig data om uit te rekenen of deze stoffen risico’s kunnen opleveren door potentiële emissies, wanneer ze chemisch gerecycled worden of wanneer ze in nieuwe producten terechtkomen. Bij mechanisch recyclen blijven de zorgstoffen in de materialen aanwezig. Als de concentraties van de zorgstoffen in de nieuw gemaakte producten voldoen aan de wettelijke normen (REACH of POP-verordening), hoeft dit geen risico’s op te leveren.