Op het gebied van autorecycling loopt Nederland voorop in Europa. In dertig jaar tijd is er een stevige professionaliseringsslag gemaakt. Auto Recycling Nederland (ARN) en partners zijn er samen in geslaagd om het nuttig hergebruik op te voeren tot 98,7% van het gewicht van een auto. Martijn Boelhouwer, Manager Communicatie, blikt terug op 30 jaar ARN en ook alvast vooruit, want de sector staat nog voor de nodige uitdagingen.
Stichting Auto & Recycling werd precies dertig jaar geleden opgericht. De stichting kende destijds vier zogenaamde founding partners uit de automotive sector: RAI Vereniging die de auto-importeurs vertegenwoordigt, BOVAG (de dealers), Stiba (de brancheorganisatie voor voertuigdemontagebedrijven) en FOCWA (schadeherstel). Die laatste is inmiddels opgegaan in BOVAG. “Al deze partijen en aangesloten autodemontagebedrijven hebben baat bij een goede recycling en hergebruik van auto-onderdelen”, zegt Boelhouwer. De stichting Auto & Recycling is weliswaar in 1993 opgericht, uitvoeringsorganisatie ARN is in 1995 van start gegaan. “De stichting geeft opdracht aan ARN om samen met de hele autorecyclingketen ervoor te zorgen dat auto’s op een goede manier worden gerecycled. En die doelstelling is in dertig jaar tijd onveranderd.”
Auto’s op een goede manier recyclen betekent voldoen aan alle wettelijke eisen en regels. “In Europa geldt de norm dat een auto voor minimaal 95% moet worden gerecycled. Met 98,7% voldoen we daar dus ruimschoots aan in Nederland”, erkent Boelhouwer. “Al sinds jaar en dag scoren we een percentage boven de 98%. ARN hanteert echter nog twee andere belangrijke pijlers: enerzijds streven naar een zo hoogwaardig mogelijk recyclingproces op de Ladder van Lansink en anderzijds de kosten in balans houden. Het recyclingproces moet ook verantwoord zijn. Zeker als het gaat om het recyclen van die laatste paar procenten van een auto, zien we de kosten onevenredig hard toenemen. We streven daarom naar een gezonde balans en kijken bovendien naar de CO2-component in het proces. Op het moment dat je materialen gaat recyclen die geen functie meer kunnen vervullen, schiet het zijn doel voorbij.”
Terugkijkend op dertig jaar ARN, kun je vaststellen dat er een stevige professionaliseringsslag is gemaakt, vindt Boelhouwer. “Er is een keten gecreëerd van bedrijven en partijen die allemaal hun steentje bijdragen om een auto tot (bijna) op de laatste vezel te kunnen ontleden, zodat de materialen weer opnieuw kunnen worden ingezet. In totaal gaat het om zo’n 300 bedrijven die samen met ARN ervoor zorgen dat we sinds jaar en dag ruim boven de 98% van het gewicht van een auto kunnen recyclen. In 1995 bestond die keten vrijwel niet. Autosloperijen hadden bijvoorbeeld niet de apparatuur om auto’s op een goede manier ‘droog’ te leggen. Vloeistoffen werden met emmers en teiltjes verwijderd. Niet de meest milieuvriendelijke en efficiënte werkwijze.” Met de komst van ARN zijn er een aantal zaken geprofessionaliseerd. “Allereerst heeft destijds de minister van VROM een verwijderingsbijdrage op auto’s ingesteld van toen nog 250 gulden. Inmiddels is dat verlaagd naar 22,50 euro recyclingbijdrage. Die financiële bijdrage heeft het wel mogelijk gemaakt om stappen te zetten. Zo keerde ARN een vergoeding uit voor het demonteren van bijvoorbeeld wieldoppen, bumpers, glas, vloeistoffen, enz. Dat maakte dat veel bedrijven zich graag aansloten bij ARN om hun werkwijze te verduurzamen. Op 1 januari 1995 waren er 37 sloperijen lid, eind dat jaar 179. Inmiddels staat de teller op 211 bij ARN aangesloten autodemontagebedrijven.”
Door de jaren heen heeft ARN samen met de sector enorme stappen gezet. Maar Boelhouwer wil niet alleen maar terugkijken. “We staan aan de vooravond van de nieuwe ELV (end-of-life vehicles) richtlijn die volgend jaar wordt geïntroduceerd. De eerste contouren worden langzaam zichtbaar. Dit jaar krijgen we al meer inzicht in de nieuwe batterijverordening die de recycling van autobatterijen regelt. Iets waar ARN zich nadrukkelijk op voorbereidt, zodat de autobatterij op termijn op een goede manier ingezameld en verwerkt kan blijven worden. Voor de autobatterij gelden namelijk aparte recyclingdoelstellingen los van de rest van de auto. De norm is momenteel dat 50% van de batterij gerecycled moet worden. Sommige automerken kiezen ervoor om zelf de inzameling en recycling van de autobatterij te regelen. In Nederland regelt 30% van de automerken het zelf, de andere 70% vertrouwt op ARN. Bij batterijrecycling zijn er twee routes die je kunt volgen: ofwel afvoeren naar een professionele recyclingfabriek ofwel inzetten voor second use toepassingen, zoals stationaire energieopslag. Met een recyclingpercentage van 80% zitten we in Nederland momenteel riant boven de minimumeis van 50%.”
Vanwege het toenemende aandeel van hybride en elektrische auto’s heeft ARN vorig jaar een scenariotraject opgesteld richting 2030. “We hebben onderzoek gedaan naar hoe de markt zich gaat ontwikkelen in relatie tot eventuele grondstoftekorten die zullen ontstaan”, legt Boelhouwer uit. “Wat betekent dat voor de recycling van de elektrische auto? Dat onderzoek heeft geleid tot een drietal scenario’s waarmee we als sector geconfronteerd kunnen worden. En waar we op inzetten. Auto’s zullen meer connected zijn, de aandacht voor duurzaamheid neemt toe, al dan niet gedwongen door grondstoffentekorten, en de rol van de batterij wordt steeds significanter. Daar moeten we onze dienstverlening op inrichten. Het inzamelen van een paar batterijen is niet zo spannend, maar batterijen van diverse merken in verschillende chemische samenstellingen die je ook nog eens op verschillende plekken in het land binnenkrijgt, is een ander verhaal. Daarom hebben we begin dit jaar het online batterijportaal gelanceerd, waar autodemontage- en garagebedrijven een batterij kunnen aanmelden. Dat maakt het veel makkelijker en voor ons een stuk efficiënter om het op een goede manier te kunnen behappen. En zo blijven we onze dienstverlening voortdurend ontwikkelen om samen met de keten te streven naar een duurzame autorecycling. Kortom, nog uitdagingen genoeg de komende jaren.”